Het is een typische vrijdagavond. De kinderen kijken een filmpje in hun pyjama en ik check de voetbalschema’s voor de dag die komen gaat. Volledig vanuit het niets vraagt Emma: “He pap, je hebt toch wel iets in huis hè?” Ik denk aan chips, brood en hagelslag maar vraag voor de zekerheid wat ze bedoelt. Ze bedoelt: “Nou, je weet wel”. Ze vervolgt met een heel rustig betoog dat ze nu alweer een tijdje elf is, een meisje is en dat ze het fijn zou vinden als er iets in huis is voor ‘het geval dat’. Er begint me iets te dagen. Ik ben niet wereldvreemd maar deze zag ik nu even niet aankomen. Ik zoek onhandig naar woorden en mijn cortex kraakt. Vervolgens probeer ik haar gerust te stellen met de gedachte dat buurvrouw Els vast wel iets heeft liggen voor ‘het geval dat’. Emma is vastberaden en wenst toch dat er iets in huis is ‘voor de zekerheid’.
Het is kwart voor negen wanneer ik op mijn fiets spring richting de Appie. Wanneer ik net voor sluitingstijd de winkel binnenkom is het er al nagenoeg uitgestorven. Ik weet in welk pad ik moet zijn. Jarenlang gaf ik hier gas om naar het scheerschuim te gaan, maar nu houd ik stil bij een groot schap waarbij ik een nieuwe dimensie betreed. Ik raak verstrikt in kleuren, merken, maten en nieuw jargon. De keuze bij de thee-afdeling valt hierbij in het niets. Ik heb advies nodig, maar van wie? Ik hoop hier nu een vrouw tegen te komen van mijn leeftijd. Iemand met kennis, humor en empathie. Niets daarvan. Het pad is leeg, behalve een man op leeftijd verderop bij de eieren. Daarnaast een aantal schappenvullers. Typische vwo-5 meisjes. Nee, aan hen ga ik het zeker niet vragen. Een vriendelijke intercomstem verzoekt iedereen zich naar de kassa te begeven. Paniek maakt zich van mij meester. Ik kies voor paars. Dat vind ik voor nu een prima kleur. Op de verpakking een labeltje met vier druppeltjes op een schaal van vijf. Dat ziet er goed uit. Thuisgekomen is Emma er blij mee. Ze is nu nog net zo onwetend als ik. Gerustgesteld gaat ze slapen.
Het is nagenoeg een jaar later wanneer ik een appje van haar moeder ontvang. Het is zover. Ik mag het van Emma eigenlijk niet weten en dat geldt ook voor alle andere mannen in deze wereld. Ze wil er komend weekend dan ook beslist niet met mij over praten. Ik voel me alleen en buitengesloten. Ik zie ons nog samen voor me op de kinderboerderij. Ik til haar op om haar weg te houden bij de opdringerige geitjes. En nu ben ik ineens niet meer nodig. Ik stort me op sites met tips en adviezen. Gek genoeg zijn het allemaal adviezen voor moeders. Voor vaders is het een kale bedoening. Ik besluit dan maar de vrouwensites te bezoeken. Ik kom er niet uit. Wel of niet bespreekbaar maken; wel of geen cadeautje geven. Webshops pleiten unaniem vóór een cadeautje. Ik ben redeloos, radeloos en reddeloos. Ik besluit mijn vriendin te bellen. Ze is vrouw en staat me begripvol te woord wanneer ik mijn dilemma’s over haar heen stort. Haar conclusie is om nergens naar te vragen maar wel een cadeautje te geven en te zeggen dat ze moet laten weten wanneer ze iets nodig heeft. Daarbij beloof ik plechtig het afvalemmertje naast het toilet regelmatig te legen.
Twee dagen later sloft lieve Emma mijn huis binnen zoals altijd. Later die avond, wanneer haar broertjes al liggen, overhandig ik haar een enveloppe met daarin twee kaartjes voor Mama Mia! met een vriendin naar keuze. Emma vliegt me om mijn nek en kust euforisch op mijn wang. Ik overweeg even het hierbij te laten, maar vervolg dan toch weifelend: “Emma, dit is eh, omdat je, omdat eh, je deze week een beetje meer vrouw bent geworden”. Emma slaat haar ogen neer een wil er verder niet over praten. Ik zeg dat we er verder ook niet over hoeven te praten maar dat ze me altijd mag vragen wanneer ze iets nodig heeft. We geven elkaar een knuffel. We zijn klaar voor de toekomst.